Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de toekenning van bonussen door de Dexia Holding" (nr. P0679)
06.02 Karel Uyttersprot (N-VA) : Mijnheer de minister, in onze visie is de toekenning van bonussen of van een andere, variabele verloning een taak van de aandeelhouders. Zij spelen ter zake een bepalende rol. Wij zullen ons dan ook niet met de gang van zaken in privébedrijven moeien.
Echter, in financiële instellingen zoals Dexia Bank, die een staatsgarantie van 54 miljard euro geniet, is de gemeenschap de aandeelhouder. Dat zijn wij dus.
In maart 2011 nog hebben wij met acht partijen in de Kamer unaniem een resolutie goedgekeurd, die het hiernavolgende bepaalt: “De Kamer vraagt aan de door de regering aangeduide vertegenwoordigers erop toe te zien dat in de financiële instellingen die overheidssteun genieten, een correcte remuneratie zou gebeuren en er geen buitensporige bonussen zouden toegekend worden.”
En wat zagen wij ? Daags na de goedkeuring van die resolutie keurde Dexia exuberante bonussen goed voor haar eigen topmanagement. De Dexia Holding, die zelf een restbank is van Dexia, beloont op dit ogenblik met functiepremies tot 45.000 euro. Men noemt het geen bonussen meer. Men is wat subtieler te werk gegaan en noemt het nu functiepremies.
Het zou in totaal om miljoenen euro gaan, voor een bank die voor miljarden staatssteun geniet, die afstevent op een verlies van 10 miljard euro, die in ontmanteling is en geconfronteerd wordt met een enorme koersval. Wij zijn ontgoocheld dat een aanbeveling, die unaniem door dit Parlement werd goedgekeurd, wordt genegeerd. Dat is een miskenning van het Parlement.
Mijn vragen gaan in de lijn van de vragen van de heer Van der Maelen.
- Ten eerste, heeft de minister van Financiën de nodige opdracht gegeven aan degenen die in opdracht van de regering deel uitmaken van de raad van bestuur om de resolutie toe te passen?
- Ten tweede, wat is de informatieplicht van de regeringsvertegenwoordiger in de raden van bestuur ten opzichte van de regering? Welk toezicht wordt hierop uitgeoefend? Is er enige sanctie verbonden aan de niet-naleving en de niet-toepassing van wat hier werd overeengekomen?
Wij moeten ook goed benoemen wat wij in de resolutie in dit Parlement hebben gezegd, wat er nu precies is gebeurd en wat daartegenover de houding moet zijn.
Het heeft ook geen zin om onze verontwaardiging van doel te laten afwijken door op een verkeerde manier te interpreteren wat er gebeurt. Wij mogen meer bepaald niet vergeten dat de resolutie die in het Parlement werd goedgekeurd, betrekking had op buitensporige bonussen aan uitvoerende bestuurders en topmanagers.
Iedereen die, onder andere op de radio, de uitleg heeft gehoord van degenen die verdedigden wat er was, heeft gehoord dat het hier gaat over zogenaamde functiepremies, dus geen bonussen of variabele verloning, en dat het doelpubliek helemaal niet overeenstemt met wat in de resolutie staat. Ik ben de eerste om te zeggen dat wat in de resolutie staat ten aanzien van de bestuurders en de topmanagers, en dat trouwens ook is overgenomen door het regeerakkoord, uitvoering moet krijgen.
De heer Magnette heeft er recentelijk geen misverstand over laten bestaan: wij zullen samen met de andere collega’s die voogdij uitoefenen over de overheidsbedrijven, zorgen voor een sluitend wettelijk systeem. Vandaag rees terecht verontwaardiging – ik heb mij ook uitgesproken – over de fameuze functiepremies. Ik wil desgevallend met u in de commissie in detail bespreken waarom men ze in dit geval functiepremies noemt en geen bonussen. Wat hier gebeurd is, is wel degelijk de uitvoering van een beslissing die begin 2011 genomen is en die sloeg op 2010.
Ik kan u geruststellen dat in de raad van bestuur op 16 december 2011 is meegedeeld dat de bonussen voor het jaar 2011 niet zullen worden uitbetaald. Volgens mijn informatie is de tekst van de resolutie wel degelijk bezorgd door de vorige minister van Financiën.
Wat de instructies aan onze regeringsvertegenwoordigers betreft, is de deontologie duidelijk. Zij hebben een bepaalde verantwoordelijkheid en hoeven niet enkel op basis van instructies te werken. Ik ga ervan uit dat elke vertegenwoordiger in de overheidsbedrijven goed weet wat er in het regeerakkoord staat en zich daaraan houdt.
06.05 Karel Uyttersprot (N-VA) : Mijnheer de minister, ik verwijs naar de vele duizenden bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen wel degelijk in hun vaandel dragen. Dat kunnen we zeker niet vinden bij de betreffende bank, die vroeger de “bank voor duurzame ontwikkeling” heette. Ik ontwaar hier een enerzijds-anderzijdsverhaal en krijg geen duidelijk antwoord op de gestelde vragen.
Ik vind het ook bijzonder merkwaardig en dubieus dat heel de problematiek mee wordt gesteund door de christelijke zuil, met de vroegere voorzitter Jean-Luc Dehaene, ARCO als hoofdaandeelhouder, de christelijke vakbond die de cao’s mee heeft goedgekeurd tegen de andere vakbonden in en nu blijkbaar ook een minister die dat beleid goed probeert te praten.
Een reactie posten