Kamer - 14-11-2012 : Wetsontwerp houdende vaststelling van een overgangsregeling met betrekking tot de hervorming van het vervroegd rustpensioen voor zelfstandigen.
Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, indien u het wenst, wil ik het rapport wel voorlezen. Ik vermoed echter dat eenieder dat zelf al even heeft nagekeken. Ik ga dan ineens over tot mijn betoog.
Mevrouw de minister, dit is een wetsontwerp dat geen wet zou moeten zijn, indien er van in den beginne goed werk zou zijn geleverd. Op dit ogenblik ligt de wijziging van een wet voor die amper acht maanden oud is: de wet van 29 maart 2012 op het vervroegd rustpensioen voor zelfstandigen. Nu, acht maanden later, is er een wetsontwerp om dit te wijzigen. Ter zitting van de commissie op 30 oktober, veertien dagen geleden, lag het ontwerp voor, samen met twee amendementen uit de MR-fractie om het te wijzigen. Vervolgens werd het geagendeerd op de vergadering van vorige week, en opnieuw afgevoerd om in commissie te worden behandeld, aansluitend op de plenaire vergadering, om opnieuw amendementen van de meerderheid te bespreken. Vier wijzigingen op veertien dagen tijd.
Een meer zorgvuldige voorbereiding kan dit voorkomen.
Nu over de inhoud van het wetsontwerp. Mevrouw de minister, begin oktober werd duidelijk dat de impact van de grote pensioenhervorming minimaal zou zijn, aldus de berekeningen van de Hoge Raad voor de Financiën. In haar rapport over de vergrijzing stelt ze dat de totale hervorming op kruissnelheid in 2030 amper een besparing van 0,5 % op het bruto binnenlands product zou betekenen. Een verdere uitholling van deze pensioenhervorming kan dit enkel maar nadelig beïnvloeden.
Daarnaast, mevrouw de minister, was er ook de intentie van de regering om de pensioenstelsels van zelfstandigen en werknemers nader tot elkaar te brengen. De Raad van State vraagt in zijn advies aan de regering om de motivatie aan te brengen waarom er grotere divergentie komt tussen beide stelsels. Het gebrek aan parallellisme dat tot uiting komt in deze overgangsregeling, leidt tot discriminatie en schending van het gelijkheidsbeginsel.
Werknemers zouden in een overgangsregeling drie, vier of vijf jaar langer moeten werken, waar dit voor zelfstandigen beperkt is tot een, twee of drie jaar.
Mevrouw de minister, meer fundamenteel pleiten wij voor een consequente regeling. Stimuleer zelfstandigen in een loopbaan van veertig jaar, maar zorg voor hen voor een volwaardig pensioen. De zelfstandigen zijn daar zelf vragende partij voor.
Omwille van die redenen, die wij ook in de commissievergadering hebben toegelicht, zullen wij ons bij de stemming onthouden.
Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, indien u het wenst, wil ik het rapport wel voorlezen. Ik vermoed echter dat eenieder dat zelf al even heeft nagekeken. Ik ga dan ineens over tot mijn betoog.
Mevrouw de minister, dit is een wetsontwerp dat geen wet zou moeten zijn, indien er van in den beginne goed werk zou zijn geleverd. Op dit ogenblik ligt de wijziging van een wet voor die amper acht maanden oud is: de wet van 29 maart 2012 op het vervroegd rustpensioen voor zelfstandigen. Nu, acht maanden later, is er een wetsontwerp om dit te wijzigen. Ter zitting van de commissie op 30 oktober, veertien dagen geleden, lag het ontwerp voor, samen met twee amendementen uit de MR-fractie om het te wijzigen. Vervolgens werd het geagendeerd op de vergadering van vorige week, en opnieuw afgevoerd om in commissie te worden behandeld, aansluitend op de plenaire vergadering, om opnieuw amendementen van de meerderheid te bespreken. Vier wijzigingen op veertien dagen tijd.
Een meer zorgvuldige voorbereiding kan dit voorkomen.
Nu over de inhoud van het wetsontwerp. Mevrouw de minister, begin oktober werd duidelijk dat de impact van de grote pensioenhervorming minimaal zou zijn, aldus de berekeningen van de Hoge Raad voor de Financiën. In haar rapport over de vergrijzing stelt ze dat de totale hervorming op kruissnelheid in 2030 amper een besparing van 0,5 % op het bruto binnenlands product zou betekenen. Een verdere uitholling van deze pensioenhervorming kan dit enkel maar nadelig beïnvloeden.
Daarnaast, mevrouw de minister, was er ook de intentie van de regering om de pensioenstelsels van zelfstandigen en werknemers nader tot elkaar te brengen. De Raad van State vraagt in zijn advies aan de regering om de motivatie aan te brengen waarom er grotere divergentie komt tussen beide stelsels. Het gebrek aan parallellisme dat tot uiting komt in deze overgangsregeling, leidt tot discriminatie en schending van het gelijkheidsbeginsel.
Werknemers zouden in een overgangsregeling drie, vier of vijf jaar langer moeten werken, waar dit voor zelfstandigen beperkt is tot een, twee of drie jaar.
Mevrouw de minister, meer fundamenteel pleiten wij voor een consequente regeling. Stimuleer zelfstandigen in een loopbaan van veertig jaar, maar zorg voor hen voor een volwaardig pensioen. De zelfstandigen zijn daar zelf vragende partij voor.
Omwille van die redenen, die wij ook in de commissievergadering hebben toegelicht, zullen wij ons bij de stemming onthouden.
Een reactie posten