En de Belgen staan weer op kop, zij krijgen het minst terug voor hun prestaties.
The “tax-wedge”, as defined by the OECD, a think-tank, is the gap between total labour costs to the employer and employees’ take-home pay. The wedge (income tax plus social-security contributions from employees and employers) averaged 35.3% in 2011 and increased in 26 of the 34 OECD countries, mainly because of personal income tax. Annual changes are often marginal, but they can mount up over the years. Belgium continues to have the highest tax wedge, though single workers without children earning the average wage in Germany, Hungary (not shown) and France take home only half of what it costs to employ them. Chile, where the basic tax allowance exceeds the average wage, has the lowest wedge."De "tax-wedge", zoals gedefinieerd door het OESO, een denktank, is het verschil tussen de kost van de arbeid voor de werkgever en wat de werknemer uiteindelijk naar huis neemt. De wig (dus het totaal aan inkomstenbelasting en sociale zekerheidsbijdragen van werknemers en werkgevers op het loon) bedraagt gemiddeld 35.3% in 2011 en steeg in 26 van de 34 OESO landen, hoofdzakelijk ingevolge de stijging van de inkomstenbelasting. De jaarlijkse wijzigingen zijn meestal marginaal, maar kunnen wel stijgen door de jaren heen.
België blijft verder het land met de grootste tax-wedge (kloof belasting kost en rendement voor werknemer), terwijl alleenstaande werkers zonder kinderen in Duitsland, Hongarije (niet getoond) en Frankrijk, enkel de helft naar huis meenemen van wat ze de werkgever kosten. In Chili waar de vrijstelling hoger is dan het gemiddelde loon, heeft de laagste kloof."
Uit deze analyse blijkt dus dat in de OESO-landen de overheid gemiddeld 35% van de loonkost opeist als belastingen, terwijl in België de burger gemiddeld 55% moet afgeven aan de staat.